Zoals we al hebben gezien in het stuk over werken voor de overheid, maken we een onderscheid tussen statutaire en contractuele ambtenaren. Die laatsten hebben het statuut van loontrekkenden.
Hier bekijken we enkel de statutaire ambtenaren, typisch voor wie werkt voor een overheidsinstantie en onderworpen aan het KB van 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.
"Ambtenaar" zijn is geen beroep maar een statuut. Een statutaire functie in de administratie houdt een definitieve benoeming in. Het is dus een functie van onbepaalde duur voorafgegaan door een stageperiode van één jaar. De arbeidsvoorwaarden worden eenzijdig vastgelegd zonder dat de medewerker daar iets over te zeggen heeft. In ruil daarvoor biedt het statuut een zekere bescherming.
Kenmerken van het ambtenarenstatuut:
Ambtenaren krijgen geen loon maar een wedde.
De wedde evolueert ieder jaar volgens een baremaschaal naargelang van verschillende factoren: je niveau, je graad of klasse, je anciënniteit. De weddeberekening houdt rekening met verschillende elementen. We vermelden hier enkel de belangrijkste die je moet onthouden omdat ze kenmerkend zijn voor de principes van werken voor de overheid.
De jaarwedde hangt hoofdzakelijk af van:
De weddeschaal
Er zijn 2 soorten weddeschalen:
De weddeanciënniteit
De anciënniteit wordt bepaald op basis van de effectief door de ambtenaar in kwestie gepresteerde diensten.
Bovenop de baremawedde kan nog een extra wedde komen om de brutojaarwedde te berekenen, afhankelijk van het departement en de graad.
Daarna wordt op de jaarwedde een indexeringscoëfficiënt toegepast om de brutojaarwedde te verkrijgen.
Bovenop de wedde komt:
Tot slot zijn er nog tal van vergoedingen, uitkeringen en premies voor overheidspersoneel.
Sommige daarvan worden automatisch toegekend in functie van specifieke voorwaarden (tweetaligheid bijvoorbeeld).
Voor andere moet je slagen voor een test of een examen, of ze zijn afhankelijk van ieders persoonlijke situatie.
Voor ambtenaren die niet voor lokale of provinciale overheidsdiensten werken, is het de tewerkstellende overheid zelf die de sociale bijdragen stort.
Die ambtenaren moeten enkel persoonlijke bijdragen van 7,5% betalen voor het overlevingspensioen en 3,55% voor de tak gezondheidszorg.
Die laatste bijdrage wordt verhoogd door de werkgeversbijdrage (3,86%) en gestort aan de RSZ.
Samengevat gelden voor statutairen volgende inhoudingen: