Gerechtsdeurwaarder wordt men niet zomaar, en al zeker niet van de ene dag op de andere. Het is, zoals elk openbaar ambt, een beschermd beroep waarvoor een numerus clausus geldt. Een gerechtsdeurwaarder wordt benoemd door de Koning, maar daaraan gaat heel wat vooraf. Zo moeten de kandidaten in de eerste plaats een diploma hebben van licentiaat, master of doctor in de rechten en een stage doorlopen.
De eerste, echte kennismaking met het beroep van gerechtsdeurwaarder gebeurt via een stage van 2 jaar bij een gerechtsdeurwaarder met minstens vijf jaar anciënniteit.
De praktijk leert dat de meeste stagiairs als zelfstandige werken. Het komt evenwel ook voor dat de stagiair een werknemersstatuut krijgt.
Tijdens de stage wordt de stagiair vertrouwd gemaakt met zowel het werk op kantoor, als het werk 'op de baan'. Het Koninklijk Besluit van 17 april 2014 geeft een duidelijke omschrijving van de inhoud van de stage.
Deze heeft betrekking op:
De stagiair wordt in het kader van de taken van de gerechtsdeurwaarder voornamelijk belast met het opmaken van akten, verzoekschriften en processen-verbaal en vergezelt de gerechtsdeurwaarder naar de plaatsen waar deze laatste moet instrumenteren (betekening, beslag, uitzetting, verkoop, evenwel vaststelling met uitzondering van vaststelling van overspel).
Om de stagiair te helpen deze vaardigheden ten volle onder de knie te krijgen, is hij verplicht een aantal uren permanente vorming te volgen.
Waar de stage vroeger slechts gehomologeerd werd, wordt sinds 2014 eenmaal per jaar een vergelijkend examen uitgeschreven om tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder te kunnen worden benoemd. Sinds datzelfde jaar wordt ook het aantal kandidaat-gerechtsdeurwaarders jaarlijks vastgelegd door de Koning, en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
De stagiairs die in het bezit zijn van een stagecertificaat, kunnen zich inschrijven om aan dit vergelijkend examen, dat bestaat uit een schriftelijk en mondeling gedeelte, deel te nemen.
De geslaagde stagiairs worden door de bevoegde benoemingscommissie geëvalueerd en gerangschikt volgens het aantal te benoemen kandidaat-gerechtsdeurwaarders, waarna de Koning zal overgaan tot benoeming. Eenmaal benoemd, maakt de kandidaat-gerechtsdeurwaarder integraal deel uit van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders.
Een kandidaat-gerechtsdeurwaarder kan plaatsvervangingen doen, wat impliceert dat hij een gerechtsdeurwaarder kan vervangen om bijvoorbeeld akten te betekenen. Indien hij een plaatsvervanging doet, draagt hij alle rechten en plichten die de gerechtsdeurwaarder heeft.
Benoeming?
Om duidelijk en ondubbelzinnig het verschil tussen een kandidaat-gerechtsdeurwaarder en een gerechtsdeurwaarder te kunnen duiden, wordt weleens de benaming 'titularis' gebruikt. Dit zijn de gerechtsdeurwaarders die als dusdanig door de Koning benoemd zijn.
Na meer dan dertig jaar kreeg de gerechtsdeurwaarder in februari 2014 een volledig nieuw statuut. Een nieuwe benoemingsprocedure (via de benoemingscommissies) en een hervormd tuchtrecht vormen hierbij twee belangrijke pijlers.
Het aantal gerechtsdeurwaarders is bij wet geplafonneerd, zodat er jaarlijks slechts een beperkt aantal vacante plaatsen wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Een kandidaat-gerechtsdeurwaarder die benoemd wil worden tot gerechtsdeurwaarder, dient zijn kandidatuur in te dienen bij de minister van Justitie wanneer een vacante plaats wordt bekend gemaakt. Hij dient op dat moment minstens vijf jaar als kandidaat-gerechtsdeurwaarder te werken.
De benoemingsprocedure voor gerechtsdeurwaarders is bijzonder uitgebreid en complex geregeld in de wet. Opnieuw zijn het de –overigens gemengd samengestelde- benoemingscommissies die de centrale rol hierin opnemen.
Statuut?
Het ambt van gerechtsdeurwaarder is streng gereglementeerd in België. De gerechtsdeurwaarder heeft eigenlijk een dubbele hoedanigheid. Anders gezegd: hij kan in de uitoefening van zijn beroep 'twee petjes' dragen.
Hij is enerzijds een ministerieel ambtenaar bekleed met overheidsgezag, die door de wet enkele bevoegdheden exclusief mag uitoefenen. Voor deze zogenaamde 'monopolistische' bevoegdheden is hij verplicht zijn ambt te verlenen en dient hij een wettelijk vastgelegd tarief toe te passen. Een concreet voorbeeld is het leggen van beslag.
Anderzijds is hij ook een vrije beroeper, zoals onder andere de notarissen, de advocaten en de accountants. Hij oefent immers ook enkele buitengerechtelijke activiteiten uit, waarvoor hij in concurrentie kan treden met andere professionele actoren. Een concreet voorbeeld is de minnelijke invordering van schulden.
Ongeacht de pet die hij op heeft in een concrete zaak, is hij steeds onderworpen aan een reeks deontologische verplichtingen, en kan hij bijgevolg het voorwerp uitmaken van een tuchtprocedure.